dinsdag 16 november 2010

Richtlijn voor een Europese norm van het sociaal minimum door Europees parlement afgewezen.

Door verschillende lobby en actiegroepen die op Europees niveau actief zijn (oa de EAPN en de Euromarsen) wordt een Europese richtlijn voor een sociaal minimum in alle landen van Europa al langer bepleit. Daarbij verschillen de rekenmethoden, maar het komt erop neer dat dit sociaal minimum op de een of andere manier gekoppeld is aan de rijkdom van een land en/ of aan wat de mensen gemiddeld of via een mediaaninkomen in een land verdienen. Uitwerking van de richtlijn in een sociaal zekerheidsstelsel zou dan verder aan de lidstaten kunnen worden overgelaten.

Het Europees parlement heeft in october gediscussieerd over zo'n Europese richtlijn. Maar die richtlijn gaat er voorlopig niet komen. Europarlementariërs gingen wel akkoord met een rapport waarin EU-landen worden opgeroepen om in hun sociale stelsels een bestaansminimum op het niveau van zestig procent van het mediane inkomen te garanderen. (Het mediaan inkomen is het inkomen waar de ene helft van de bevolking boven zit en de andere helft onder.) Maar die oproep is niet bindend. Dat Europa zich met de verarming in de lidstaten gaat bemoeien, is onvermijdelijk. Weliswaar hebben de regeringen in de kleine lettertjes van het akkoord dat de Europese leiders in juni bereikten de slappe afspraak gemaakt dat landen mogen kiezen om armoede op één van deze drie manieren te meten:

  1. Het aantal mensen met een inkomen lager dan 60% van het mediaan inkomen
  2. Het aantal mensen dat geen beschikking heeft over een vastgestelde lijst met basisgoederen
  3. Het aantal mensen dat leeft in huishoudens waarin niemand betaald werk heeft

Maar het is desondanks duidelijk, dat de verschillende lidstaten in de tokomst op de een of andere manier op Europees niveau verantwoording zullen moeten afleggen over hun pogingen, verarming te bestrijden. De discussie is met het verwerpen van de resolutie in het Europees parlement dus niet afgelopen.

Een goed overzicht van de discussie vind je op de website van Groen Links Europa:

Wat me echter bij dit overzicht van de discussies opvalt is, dat Marije Cornelissen, de woordvoerster van Groen Links in het Europees parlement op dit onderwerp, in haar analyses verder naadloos aansluit bij de uitgangspunten van de strategie Lissabon 2020, en dat zij naast een pleidooi voor een Europese norm voor een sociaal minimum, kritiekloos de analyses over de financiele gevolgen van de vergrijzing van de hoofdstroom in de politiek overneemt, zonder daar vraagtekens bij te plaatsen, ondanks de vele economen zoals Paul de Beer en anderen die er ook zijn, die zeggen dat de veel gebruikte voorspellingen over de gevolgen voor de begrotingen en de arbeidsmarkt niet kloppen. Lees hier over wat Paul de Beer zegt over de nog komende gevolgen van de economische crisis voor de massawerkloosheid en de arbeidsmarkt. Marije Cornelissen pleit op de website van Groen Links Europa voor een 'hervorming van de pensioen stelsels' (langer doorwerken) en voor 'hervorming' van de arbeidsmarkt. Daarbij verdere flexibilisering, die de arbeidsparticipatie zou bevorderen. Zoals gezegd, hiermee neemt zij de uitgangspunten van de strategie van Lissabon kritiekloos over, terwijl het nou juist deze strategie is die bij een blijvende massa-werkloosheid en inperking van de sociale zekerheid in verschillende landen de verarming veroorzaakt. De uitgangspunten van Cornelissen staan of vallen wat betreft bestrijding van de armoede door het bevorderen van arbeidsparticipatie met de veronderstelling, dat er door de vergrijzing en wellicht economische groei in de toekomst veel nieuwe banen gaan ontstaan, die de talloze werklozen op een flexibele arbeidsmarkt nieuwe kansen bieden. Deze ontwikkeling is echter allerminst zeker. De flexibilisering van de arbeidsmarkt in het kader van de Lissabonstrategie is onderdeel van pogingen, arbeid zo goedkoop mogelijk te maken om zo de concurrentiekracht op een vrije wereldmarkt op te voeren en een race naar de bodem ontstaat tussen de verschillende machtsblokken. Terwijl die internationale handel slechts een klein deel uitmaakt van het Europees Bruto nationaal product en heel andere oplossingen juist op Europees niveau mogelijk zijn waarbij de verdeling van de welvaart niet wordt overgelaten aan de markt, deze (financiele) markten sterk worden gereguleerd en collectieve voorzieningen in stand gehouden of uitgebreid zonder dat hoeft te leiden tot een teruggang in de productie van materiele en immateriele goederen die voor iedereen nodig zijn.

Het standpunt van Groen Links weerspiegelt in dezen het dilemma waarvoor veel sociaal-democraten zich voelen gesteld: voor de internationale concurrentie moet arbeid zo goedkoop mogelijk worden maar sociaal gezien is dit niet verantwoord, omdat de mensen dan niet van hun werk kunnen leven. Een antwoord zoals in de Verenigde Staten waar in sommige sectoren de lonen 40% zijn gedaald en de werkenden in rijen voor de verdeelcentra van voedsel staan wil men niet, maar ja, het moet wel. Maar toch ook weer niet. Op niets gebaseerde voorspellingen over toekomstige tekorten op de arbeidsmarkt moeten dit dilemma oplossen.

Als je de discussie in het Europees Parlement wilt lezen, kun je hier terecht. Overigens zijn ook de standpunten van Paul de Beer niet zaligmakend, lijkt mij, want ook hij pleit behalve voor arbeidstijdverkorting en een (tijdelijk) basisinkomen voor alle 55 plussers voor arbeidstijdverkorting met evenredige inlevering van loon en loonsverlagingen. Ook hij is dus ondanks zijn veel somberder voorspellingen bij het zoeken naar oplossingen gegrepen door het dilemma van de sociaal-democraten.

Piet van der Lende

Geen opmerkingen:

Een reactie posten